Cookie beleid HSSC'61

De website van HSSC'61 is in technisch beheer van VoetbalAssist en gebruikt cookies. Hieronder de cookies waar we je toestemming voor nodig hebben. Lees ons cookiebeleid voor meer informatie.

Functionele cookies

Voor een goede werking van de website worden deze cookies altijd geplaatst.

Analytische cookies

Binnen de site worden er op dit moment geen analytische cookies gebruikt.

Marketing cookies

Facebook Toestaan Niet toestaan

Arie.... door JoostJan Kool

9 juni 2015 14:30


Dit jaar op 27 april kreeg Arie Stijsiger een Koninklijke onderscheiding; daar is op deze plaats al aandacht aan besteed. Dinsdag jl. was Arie jarig en was er tevens de jaarlijkse sponsoravond van HSSC’61. Een van de sprekers was Joost-Jan Kool en uitgerekend op de verjaardag van Arie bracht Joost-Jan op prachtige wijze onder woorden waarom Arie zo’n uniek mens is. Zonder de burgemeester van Vianen tekort te willen doen, denk ik dat Joost-Jan beter onder woorden bracht waarom Arie deze onderscheiding uitgereikt kreeg. Met een heel goede reden was Arie er deze avond niet bij, maar voor hem en alle anderen die het gemist hebben volgt hier het verhaal van Joost-Jan.

Arie

Mijn familie had net zoveel met voetbal als Hugh Hefner met het celibaat. En toch raakte ik verslingerd aan de sport. Dat had vooral te maken met dat mooie stel dat in de zomer van 88 in München op een bankje zat te hossen. Vreemd genoeg was het niet de knal van Van Basten of de kopstoot van Ruud Gullit die mij in vuur en vlam zette. Het was het vingertje van Hans van Breukelen. Ik werd geraakt door zijn onverzettelijkheid, door zijn uitstraling en wilde nog maar 1 ding: keeper zijn.

Dat ik mijzelf bekeerde tot de wielersport betekende overigens niet automatisch dat ik ook meteen op de voetbal mocht. De wereld van mijn jeugd was overzichtelijk. Er waren werelden als de kerk en de school, waar wij bij hoorden, en er waren werelden als de voetbal en het cafetaria van Teus de Beer waar alleen maar over werd gepraat als er mensen uit onze wereld rondhingen. Het kwam er kort gezegd op neer dat ik in de ogen van mijn ouders helemaal niets te zoeken had op een voetbalveld. Gevolg was dat ik urenlang trappend tegen een garagedeur ervan droomde een held te zijn. Een held in een diagonaal grijs gestreepte trui die zijn team behoedde voor een zekere nederlaag. Op mijn rug prijkte het nummer 1. Met watervaste stift aangebracht op een versleten shirt.

Na het WK voetbal van 1990 in Italië werd de situatie onhoudbaar. Ondanks de snelle uitschakeling van onze jongens had ik de wedstrijden opgeslurpt als een uitgedroogde spons in een plas met water en vertoonde de garagedeur overeenkomsten met de ge-spataderde benen van mijn oma. Ik moest gewoon op voetbal en mijn ouders gingen zuchtend akkoord, hopend dat het slecht een korte bevlieging zou zijn. Bij Jan van Hemert, in het materiaalhok op de parkeerplaats waar nu de Copper staat, kocht ik een paar tweedehands voetbalschoenen die ik enkel uitdeed om naar bed te gaan. ’s Avonds snoof ik diep aan de geur van het leer. Daarna zette ik de schoenen keurig naast elkaar onder mijn bed, terwijl er een gelukzalig gevoel door mijn lichaam stroomde: ik mocht op voetbal.

Om de zaken rondom het lidmaatschap te regelen, leek het mij handig om naar de buurman te gaan die van de voetbal was. Die buurman was niet alleen van de voetbal, hij was er ook een van de Stijsigers, door mijn oma steevast die jong van Tijsen genoemd. Die jong van Tijsen, dat was me een spektakel. Ze ramden kroegen leeg, stonden elkaar naar het leven en hadden eigenhandig hun huis afgebroken. Ik belde aan en een jongen met een lange mat in zijn nek deed open. Of meneer Stijsiger thuis was wilde ik weten. Dat was hij en hij ging mij voor naar de woonkamer. Daar zag ik een bolle man met een flinke baard die op de bank bij het testbeeld lag te snurken.

Het was mijn eerste kennismaking met het jong van Stijsiger dat Arie bleek te heten. Een jaar eerder had ik hem al eens vanuit de verte gezien. Er was een luchtballon neergedaald in het weiland van mijn andere buurman Bart van Dijk. Bart van Dijk was een boer met 9 kinderen, een moraal van hard werken, weinig genieten en hopen op genade. Daarbij had hij weinig op met mensen die op eigen houtje de hemel bestegen in zoiets nutteloos als een luchtballon, zeker niet wanneer ze ook nog eens in zijn hooiland landden dat klaar stond voor de 1e snede van het jaar. Er stond een wagen met aanhanger bij het hek. Een paar mannen praatte met Bart. Het wilde niet echt vlotten. Even later kwam er een man bij met een grote baard. Hij gebaarde druk, deelde schouderkloppen uit en even later deed Bart het hek open. Mijn vader zei: ‘Die Arie Stijsiger spreekt de taal, dat is wel duidelijk’.

Later zou ik leren dat dat nou juist de kracht van Arie was. Het maakte niet uit waar we waren en met wie hij sprak; op een of andere manier sprak Arie altijd de juiste taal. Of het nu om een Franstalige Belg in de Ardennen ging of een vervelend jong dat niet wilde voetballen. Arie wist mensen altijd te

raken. Voor mij was Arie een bruggenbouwer tussen de werelden die in mijn jeugd zo streng gescheiden waren

Het was niet alleen Arie die werelden bijeen bracht. Het was ook het leven dat de tot dan scherp getrokken grenzen vervaagde. Het verongelukken van mijn zusje zorgde ervoor dat ons wereldbeeld als puzzelstukken door elkaar geschoven werd en dat iedereen steun zocht op de plek waar hij of zij die het meeste vond. In mijn geval was dat bij de voetbal. Niet dat iedereen altijd de juiste woorden sprak, het was vooral het gevoel dat er mensen waren die met je meeleefden en die je het gevoel gaven je te willen steunen. En precies dat maakte HSSC voor mij meer dan zo maar een vereniging.

Ik werd zeker geen Hans van Breukelen en ik was een buitengewoon slechte voetballer, maar het mooiste was dat dat bij HSSC helemaal niets uitmaakte. Dat kwam door mensen als Arie en heel veel anderen die tevreden waren zolang je je best maar deed en je loyaal was aan het team waar je deel vanuit maakte. De jaren verstreken en ik voelde mij een echte HSSC-er. De voetbalclub bleek veel meer te zijn dan een sportclub, het was de plek waar ik dat andere deel van mijn opvoeding kreeg. Het stuk dat thuis geen deel uitmaakte van een verder prima pakket. Het ging om het gevoel deel uit te maken van een team, op te komen voor elkaar, samen te knokken, ondanks dat je werd ingemaakt met een nulletje of 5, maar ook de zaken die een mens niet op een podium gaat zitten vertellen. We maakten mooie dingen mee. Achter in de bestelbus naar de Ardennen bijvoorbeeld. Onvergetelijke weekenden van veel feesten, weinig slapen, maar nooit zeuren en overdag met een pijnlijk hoofd aan de survival.

Het waren de ervaringen die mijn periode als lid van HSSC tot een onvergetelijke, waardevolle tijd hebben gemaakt. En omdat dit een avond voor sponsoren is, zou ik willen zeggen: u sponsort niet alleen een sport, u sponsort veel en veel meer dan dat. Met uw bijdrage draagt bij aan een stuk ontwikkeling van mensen en faciliteert u unieke, onvergetelijke herinneringen. Volgens mij is dat best iets om trots op te zijn.

Maar natuurlijk moet er nog wel gevoetbald worden en daarom zou ik af willen sluiten met de legendarische woorden die Arie wekelijks sprak in de middencirkel voor een wedstrijd terwijl hij met een afgezakte broek Stimorol kauwgom stond uit te delen:

Niet ouweteringhoeren: Voetballen!

Delen

voeg je eigen gadgets toe aan deze pagina!